Je hebt vast weleens gehoord over een ‘stop’ in fotografie. Maar wat betekent het nu eigenlijk? In dit artikel leer je de betekenis van stops in fotografie en hoe dit concept jou als fotograaf kan helpen om je foto perfect te belichten.
Het woord fotografie is afgeleid van het Grieks en betekent letterlijk ‘schrijven met licht’ (φῶς (phōs): licht, en γράφειν (graphein): schrijven). Licht is dus het toverwoord bij het maken van foto’s. Hoe meer je je gaat verdiepen in fotografie, hoe belangrijker het wordt om te weten hoe een camera met dat licht omgaat en hoe je dit als fotograaf kan beïnvloeden.
Wat zijn ‘stops’ in fotografie?
Een stop in fotografie is een meet-eenheid waarmee de verandering van licht wordt gemeten. Door middel van stops kun je de hoeveelheid licht die door de lens op de sensor valt regelen en aanpassen. Maar het regelen van de belichting kan met verschillende instellingen (diafragma, sluitertijd en ISO). Om deze verschillende variabelen met elkaar te kunnen vergelijken is de term ‘stop’ bedacht.
Als je een ‘stop’ letterlijk gaat vertalen is het een halvering of verdubbeling van de hoeveelheid licht die door de lens op de film of sensor valt. Stel je voor dat je op een mooie maar donkere locatie staat en je je foto lichter wilt maken. Als je één stop meer licht wilt, betekent dit dat je de hoeveelheid licht moet verdubbelen. Aan de andere kant, als je de belichting met één stop wilt verminderen, halveer je de hoeveelheid licht.
Belichting regelen met diafragma, sluitertijd en ISO
Zoals je waarschijnlijk wel weet regel je de belichting van je foto met het diafragma, de sluitertijd en de ISO-waarde. Deze drie instellingen worden samen ook wel de belichtingsdriehoek genoemd. Het aanpassen van één van de waarden heeft namelijk direct invloed op de rest, wanneer je je foto goed wilt belichten.
Hieronder een korte toelichting van deze drie instellingen. Zoals je ziet hebben ze allemaal een eigen manier om het licht te kunnen beïnvloeden. En iedere instelling heeft ook een bijkomend ander effect.
- Diafragma (A / AV): Het diafragma is de opening in de lens die de hoeveelheid licht regelt die de sensor bereikt. Het wordt gemeten met een F-getal zoals f/1.8, f/2.8, etc. Hoe groter de opening is, hoe meer onscherpte er in je foto komt.
- Sluitertijd (S / TV): De sluitertijd is de tijd gedurende welke de sensor wordt blootgesteld aan licht. Het wordt uitgedrukt in seconden of fracties van seconden, zoals 1/100, 1/250, etc. Hoe langer de sluiter open blijft, hoe meer kans er is op bewegingsonscherpte in je foto.
- ISO: ISO verwijst naar de lichtgevoeligheid van de sensor in de camera. Het wordt gemeten in ISO-waarden zoals ISO 100, ISO 400, etc. Hoe hoger de ISO-waarde, hoe meer ruis er in je foto te zien zal zijn.
Een stop gebruiken in de praktijk
Zoals je hierboven hebt kunnen lezen is een stop in fotografie het verdubbelen of halveren van het licht dat op de sensor van je camera valt. Maar hoe doe je dit in de praktijk? Hieronder leg ik je uit hoe je een stop specifiek gebruikt voor het diafragma, de sluitertijd en de ISO. Zo kun jij in iedere situatie het licht optimaal regelen!
Een stop bij het diafragma
Het diafragma is de opening in de lens die de hoeveelheid licht regelt die de sensor bereikt. Het diafragma opent en sluit zich in vaste stappen, de eerder genoemde F-stops. Hieronder zie je een reeks diafragma-getallen:
- f/1
- f/1.4
- f/2
- f/2.8
- f/4
- f/5.6
- f/8
- f/11
- f/16
- f/22
- f/32
- f/44
- f/64
Maar waar zit nu de halvering of verdubbeling? Hoewel de F-getallen niet direct een halvering of verdubbeling lijken, is de truc hier dat elke ‘stop’ overeenkomt met het verdubbelen of halveren van de oppervlakte van het diafragma. Je kunt een F-getal vermenigvuldigen of delen door 1.41 om een stop te kunnen berekenen.
Dus, hoe groter het F-getal, hoe kleiner de diafragma-opening. En omgekeerd, hoe kleiner het F-getal, hoe groter de diafragma-opening. Een stop in het diafragma is dus het verschil tussen het verdubbelen of halveren van de hoeveelheid licht die door de lens gaat.
Een stop bij de sluitertijd
De sluitertijd is de tijdsduur waarin de sensor wordt blootgesteld aan licht. Het wordt gemeten in seconden of delen van seconden. Hieronder zie je een reeks sluitertijd-getallen die telkens een halvering zijn van de tijd. En die dus gelijk staan aan 1 stop verschil:
- 1/8000
- 1/4000
- 1/2000
- 1/1000
- 1/500
- 1/250
- 1/125
- 1/60
- 1/30
- 1/15
- 1/8
- 1/4
- 1/2
- 1s
Stel je voor dat je een foto maakt met een sluitertijd van 1/100 (één honderdste van een seconde). Als je de foto met één stop lichter wilt maken, halveer je de tijd dat de sluiter open is. Dit betekent dat je de sluitertijd verandert naar 1/50e (één vijftigste van een seconde). Hierdoor wordt de belichting verhoogd omdat het licht 2x zoveel tijd heeft om de sensor te belichten. Dus, elke keer dat je de sluitertijd aanpast met één stop, verdubbel je of halveer je de hoeveelheid licht die de sensor bereikt, afhankelijk van de richting van de aanpassing.
Een stop bij ISO-waarde
Ten slotte hebben we ISO, dat verwijst naar de lichtgevoeligheid van de sensor in de camera. Het wordt gemeten in ISO-waarden zoals ISO 100, ISO 400, enzovoort. Net als bij diafragma en sluitertijd, spelen ‘stops’ een rol bij het aanpassen van de belichting met ISO. Hieronder een rijtje met stops bij ISO:
- 100
- 200
- 400
- 800
- 1600
- 3200
- 6400
- 12800
- 25600
Stel je voor dat je een foto maakt met een ISO-waarde van 200. Als je de belichting met één stop wilt verhogen, verdubbel je de ISO-waarde naar 400. Hierdoor wordt de sensor gevoeliger voor licht en wordt de belichting verhoogd.
Gebruik je weleens de belichtingscompensatie functie in je camera? Hiermee kun je tot maximaal 3 stops overbelichten of onderbelichten. Het instellen gaat in stappen van 1/3e. Dus je hoeft niet direct een hele stop te kiezen. Dit is een makkelijke manier om je foto wat lichter of donkerder te maken, zonder handmatig je instellingen na te lopen en aan te passen.
De Belichtingsdriehoek
Nu we begrijpen hoe ‘stops’ in fotografie werken voor diafragma, sluitertijd en ISO, kunnen we zien hoe deze drie elementen samen de belichting van een foto regelen. Dit wordt de belichtingsdriehoek genoemd.
In de belichtingsdriehoek zijn diafragma, sluitertijd en ISO alledrie een zijde van een driehoek. En die drie zijden moeten met elkaar in balans zijn om de juiste belichting te bereiken. Als je bijvoorbeeld het diafragma verkleint (een stop minder licht), moet je de sluitertijd verlengen (een ‘stop’ meer licht) of de ISO-waarde verhogen (een ‘stop’ meer lichtgevoeligheid) om de belichting in evenwicht te houden.
Dit betekent dat je als fotograaf continu moet afwegen hoe je je instellingen aanpast voor het gewenste effect in je foto. Of het nu gaat om het vastleggen van snelle actie met een snelle sluitertijd, het creëren van een onscherpe achtergrond met een wijd open diafragma, of het minimaliseren van ruis met een lage ISO-waarde, ‘stops’ zijn de meeteenheden waarmee deze aanpassingen worden gemaakt.
Hopelijk begrijp je nu beter hoe de belichting in je camera werkt en wat de term ‘stop’ in fotografie precies inhoudt. Want als je dit begrijpt, kun je het ook makkelijker toepassen in je foto’s. Gelukkig kunnen moderne camera’s heel goed licht voor je meten, maar toch komt het altijd van pas om de techniek erachter te begrijpen. Zo weet je zeker dat je op ieder moment zelf de volledige controle kunt hebben over de belichting van je foto!
Maak veel foto’s met verschillende instellingen en durf kritische te zijn in de beoordeling van de resultaten. Dus verlaat de AUTO-stand en ga eens voor de M-stand, eventueel met automatische ISO, en speel met de overige instellingen: diafragma en sluitertijd.
Gastblog – geschreven door John Thomassen en bewerkt door Fotografille.nl.
John Thomassen is een gepensioneerd luchtvaarttechnicus en hobbyfotograaf die na zijn Marine carrière als docent les heeft gegeven aan onderhoudstechnici in de burger- en militaire luchtvaart. De technische kant van de fotografie heeft dan ook zijn interesse. Hier schrijft hij graag over om het voor een breeder publiek begrijpelijker te maken.